Als jij thuiskomt na een lange dag
vol regen en vergaderingen,
van de baan waardoor je niet
meer weet welke dag het is,
zit ik te wachten met mijn
gestoomde groenten waarover
ik, zodra ik jouw sleutel in het slot hoor
een klontje boter laat smelten,
bedenk jij dat je jouw portemonnee
gedachteloos liet liggen bij de
kassa in de kantine waar je een
paar uur geleden een plakkerig
broodje kaas kocht van de dame
met wie je vorige week in de
bezemkast zocht naar
genegenheid.