kortstondig heb ik je gekend
wij waren jong
en snoepten van de liefde
aan de zonnekant
het was te vroeg
ik wist niet welke woorden ik moest spreken
je ging terug
en nooit
zag ik je nog
toch bleef ik wachten
als had je me beloofd, stilzwijgend,
wat ik dacht dat je wou zeggen
en sedertdien
spel ik de tijd als onvoltooid verleden
milde hunker heeft me oud zien groeien
in koesterend polijsten van illusie
mijn leven was banaal
appasionaat heb ik het voort gesleten
weemoed strelend tot een ragfijn filigraan
waarin je missen sublimeerde
ik heb je lichaam niet bewoond
maar je werd lichaamloos de vrouw
waarmee ik, in gedachten, het leven deelde
dat ik had willen leven
misschien is het de leegte
die je vulde, onwetend,
dat leven leefbaar maakte
zonder jou