Bij het naar buiten kijken: groen van boom
rood Sahara zand bevlekt de ruiten
Van de spieren spannen zich de kuiten
een merel valt zwart en loom uit de boom
vleugels gespreid, een vis zwemt door de lucht
zakt even daarna zacht in het water
verdwijnt tot de afstand van het later
een kat sluipt naderbij zonder gerucht
Ik draai me snel om, kijk de kamer in
jij rijgt kralen van amethist aan draad
laat mij het zien: het eind en het begin
Duizend kussen gift in gebarentaal
nooit zal ik wennen aan jouw overmaat
Het is wat ’t is en nooit is het banaal