Een koekoeksnest, de vogel is gevlogen.
Een vogel ging zijn eigen weg.
Vanuit het nest naar boven toe bewogen.
Boven trok de blauwe lucht,
Zijn verlangen te gaan voor de vrije vlucht.
Onder de wolkenhemel speelt hij zijn spel.
Voor het eerst, maar het vrije vogelleven bevalt hem wel.
Hij is een schepsel jong geleerd.
Hij houdt zijn eigen zin, wat de wereld ook beweert.
De meester herkent men aan zijn kleed.
De koekoek aan hoe de klinker heet.
Veren verliest hij vast nog wel.
Maar hij is nog jong en een liefhebber van het spel.
Hij is de vroege vogel van het goede seizoen.
Hij hoont te min, wat hij doet zal hij overdoen.
De meester herkent men aan zijn gouden keel.
De koekoek aan geen noot te veel.
Een koekoeksnest, de vogel is gevlogen.
Een vogel ging zijn eigen weg.
Vanuit het nest naar boven toe bewogen.
vol vertrouwen over zijn eigen lot.
Speelt de koekoek even voor zijn eigen god.
Want de koekoek klinkt als koekoek.
En aan de klank kleven veren.
De meester herkent men aan zijn kleed.
De koekoek aan wat men van hem weet.