Herinnering geschilderd door een meester;
impressies van de broeierig, rode dagen
waarin het vreemde, amarante vuur
mij zinnen streelt, me onderhuids beroert.
Haar wonderlijke schoonheid lijkt omgeven
door een indolente dorpsidylle.
Zij accumuleert de werkelijkheid en
buigt daarbij de tijd en ruimte om.
Gehuld in dit gehucht van alledag
klink ik haar vast aan mijn bezielde blik.
Zij merkt me op in donker en herkent
de dwingelandij van ’t knagend verlangen.
Welwillend wenkend, toont ze mij de weg
naar haar heiligdom, een meisjeskamer
waar Eros’ eerste openbaring wacht:
ten midden van haar kindertijdrelieken.
Diep in ’t onberoerde korenveld…
Met elke stroeve, onbeholpen wending
verzwijgen wij elkander steeds opnieuw,
voor ’t verleden, vóór wat nóg moet komen.
Jan Frackiewicz
17/07/2014