Mijn dorst les ik met de dauw.
Ik proef de zomer's zoete stromen.
Ik eet de honing van de raat;
Door de bijen voor mij meegenomen.
Mijn lichaam was ik met water van de val.
Ik spoel het stof af van al mijn wegen.
Ik spiegel mijzelf aan wat ik vind;
Val ik mee of val ik tegen?
Mijn ervaring heeft mij geleerd
Te leven van de zon en van de regen.
Van Nood wordt wel beweerd;
Kan men morgen beter leven.
Het kan mij niet schelen,
Dat ik vandaag niet zal zien;
Als er morgen maar een zon schijnt,
Voor mij heel misschien.