Het broeit en bruist vanbinnen, het is al bijna zomer en als als een vlinder die ontpopt voel ik mijn binnenste exploderen terwijl de pop nog helemaal niet open is. Zit ik nog klem in een net van emotie en verleden, gesponnen door de jaren heen. En het is stevig, het houdt me in balans, in controle. Het houdt me vast.
Eruit, ik moet eruit. Maar de buitenwereld is zo groot en eng en ik ben bang dat ik mezelf verlies in geuren, kleuren, nieuwe dingen, emoties, angst. Ik weet niet of ik sterk genoeg ben om de pop open te scheuren en mezelf te laten zien.
Ik ben gegroeid, zoveel gegroeid, met jou, door jou. Maar je achterlaten lijkt nu een onvermijdelijk einde van alles wat dit was.
Terug, ik kan niet terug. Als ik nu vlieg dan vlieg ik weg, dan ben jij in mijn verleden en zie ik je in de toekomst hooguit van een afstand, ik in de lucht, jij met beide benen stevig - op de grond.
Nu weet ik niet waar de pop begint, en waar ik eindig maar ergens wil ik weten hoe het zit. Ik moet fladderen en vliegen en de wereld gaan bekijken in een ander lichaam. In een ander licht.