in het donkere duistere woud
overvalt het licht de schaduw
zodat vormen zich laten kennen
tot een keurig bos geheel
op het mos liggen tranen
van het nachtelijk bos geween
en een zwarte schuchtere vogel
doorkruist het lichtschijnende woud alleen
de morgenzon verwarmt
doorschijnt de tak geijkte plaatsen
met een opstijgend zinderend geheel
het bosseland komt tot leven
geoefend zijn de bosdieren
onzichtbaar in de nacht
zij nu maken de stemmen
het bosseland schijnt te spreken
voordat een voet zich zet
in het lichtdoorschijnende woud
verwonderd is de mens
hij bekijkt het woud
als een goudschijnend geheel