mijn ogen tasten haar gezicht af
en staan stil bij imperfecties
want net die maken haar subjectieve schoonheid
het 'misvormde' vormt haar schoonheid en mijn verlangen
even bedenk ik 't schoonheidsideaal en grijns
een ideaal begeerd door zij zonder verbeelding
wederom lees ik haar gezicht
maar kan de schoonheid niet herschrijven
vreemdelijk toch, dat ik de 'foutjes' bemin
van de schoonheid die toch mijn Liefde maakte
of maakte mijn Liefde net haar schoonheid
ach wat, daar schoonheid geïmproviseerd is, is Liefde oprecht