Een morgen zo ongerept nog en licht beneveld
De vogels ontwaken, de zon heeft haar tijd nodig de aarde te verwarmen
Daar lopen jij en ik op deze oktober ochtend door het veld
Achter elkaar, dan weer naast elkaar, per ongeluk elkaar rakende armen
Zompige modder zuigt mijn voeten vast, het leer van mijn schoenen houdt het water niet langer meer tegen
Met de appel die je met mij deelt proef ik jou zoet
Donkere luchten dreigen in de verte met regen
Dan plots, te midden van struiken beweven met zilveren spinrag
trek jij me in jouw armen vind ik mijn thuis
Warm omhelzen we elkaar op dit vroege maar prachtige uur van de dag
Ik wil nooit meer naar huis
Je ogen stellen de stille vraag of je lippen mij mogen kussen
In stilte schreeuw ik dat ik niets liever wil dan dat
Je zachte lippen raken mijn appelige mond
Handen reizen over mijn lichaam
Een hand op mijn kont
Ik voel je zachte huid onder je kleren
Wilde verlangens beuken als woest water tegen een dam
Ik zou willen dat niets mij nog kon deren
Maar door de angst voel ik hoe ik verlam
Dit is zo zwaar, ons geheim, ons sprookje dat nooit mag uitkomen
Ik wil je zo graag met mijn hele hart
Neem mij nog een keer mee in je dromen....