Ik schreeuwde die nacht,
met wangen betraand.
Heb lampen uit onmacht
van fietsen geslagen.
Werd belaagd door verdriet...
Geplaagd, wie o wie?
Was die andere dame?
Zij, die alsmaar mee liep.
Zelfs na meerdere malen.
Huilend in wanhoop,
aan haar te vragen.
Laat mij alsjeblieft.
Alleen...
Maar ze bleef.
Ze bleef achtervolgen
en smeet achterdochtig.
Met hatende steken.
Ze leek niets te geven,
om wat het mij deed.
Het brak mij in tweeën,
mijn leven in delen.
Gebroken gesloopt,
verdrietig... Ontgoocheld.
De hoop weg genomen.
Door woorden hardhandig,
uit dromen gestoten.
Als sneeuw voor de zon,
is de liefde vervlogen.
Was alles wat was.
Uiteindelijk voor niets?
Al die tranende ruzies,
gevoed door frustratie.
Werd het gevoel van begrip,
voor elkaar al voor even...
Vermist, niet aanwezig.
Het beeld waar ik zeker
van dacht te weten.
Vertekend en scheef leek,
verbleekt het verleden .
Wat klopte en juist
de rede van ons was.
Die nacht ver te zoeken.
Bij die andere dame,
die jij toen liet zien.
Met je blik op oneindig.
Emotieloos kijken,
naar het janken van mij.
Terwijl ik dacht te weten.
Wie jij was die avond.
Een andere dame,
die niets van jouw weg had
Een vreemde, zo koud...
Compleet onherkenbaar.
Zat ik er zo ver naast.
Heb ik jou nooit gekend?