De vogels in het bos.
De dauwdruppels in het
mos. De bomen zijn als
kegels in een spel. De
eekhoorn wiens sprongen
ik tel, draagt bij aan mijn
tijdelijk herstel.
Wit rijpend aan de top.
Een optimisme welt in mij op.
Ik ben de kegel in een spel
die opgelucht zoekt naar een
tijdig herstel, dat zich telkens
hervindt bij mijn laatste tel.
Het vogelgezang zonder dwang.
Het verplaatst in mij een innerlijk
bang. Het leidt mij af van de maten
die ik tel. Zwierig zwaai ik vooruit
op de tonen van een muzikaal spel,
dat mij redt mij uit de diepten van
een innerlijke hel.
Mijn gedachtenstroom wordt tot een
woordenbrij. Mijn hartslag meldt een
zwaar getij. Mijn lichaam is een kegel
in een winter's spel. Het is mijn
eenwording met een natuurlijk tegenspel,
dat maakt dat ik mijn sprongen anders tel.