Ik lag naast je,
we dachten beide hetzelfde:
waarom nu,
waarom hier,
waarom wij?
Sterren verdwenen langzaam,
lieten enkel herinneringen na.
Morgen zouden stralen verduisteren,
morgen was alles weg,
we treurden,
naar iets wat thuis bleek te zijn,
en beseften,
dat dit de laatste keer was
dat engelen samenkwamen.
Nooit meer de warmte van je vleugels
over mijn schouderbladen,
nooit meer de ogen
die me grepen,
en straalden door mijn hart,
ons hart,
wiens delen moeten scheiden,
en eeuwige littekens zullen schroeien.
Mijn verdriet overbrugt de dood,
tranen zullen vloeien,
maar niemand heeft begrip.