straatlantarens
en een
abnormale maan
verlichtten een
donkere steeg,
schilderen
grillige schaduwen
van oude eiken,
op oneindige
lange muren.
de kerkklok
slaat
twaalf uur
vluchtig wandel ik
verder, zonder om
te zien,
niet al te veel
op mijn gemak,
door het geluid
van een krakende tak.
Stap ik wat vlugger
opgejaagd door
helse klanken,
zet ik het
Op een lopen,
kijk achterom en
zie vage beelden
van witte spoken,
die dreigen
och, laat mij maar
het beste hopen.
de angst slaat toe
ik verlies de pedalen
spring over een muur
van een
bouwvallige schuur
glij dan uit,
verstuikt mijn voet,
val op mijn snuit,
ik geraak geen meter
meer vooruit.
dreigende schimmen
naderen zienderogen
ik kan geen
kant meer op,
wordt bij de
kraag gegrepen, en
in een eindeloze
diepte gesmeten.
vallend en schreeuwend
tuimel ik verder,
het donkere hellegat in
zwaaiend met mijn armen,
wild stampend met de benen
flitst dan die gedachte:
komt er hier ooit
een einde aan?
Plotseling schiet
het licht in brand,
en mijn naam wordt
luidop geroepen,
ik ontwaak uit
helse dromen,
met een ferme buil
op mijn verstand.
verward en dolgelukkig,
geen schade of averij,
ik was enkel
uit het bed
gevallen,
na die nare
droompartij!
Johny Donovan,2015