doortocht
toen viel de stilte
als een waterdruppel
begon de dwaaltocht door de grot
kalksteenkegels sperden ons de weg
als stenen afgodsbeelden
wanhoop droop in pegels
van het gewelf
langs torenhoge ijskaskaden
van langvergeten angst
heel even fonkelde het meer
agaten spiegel in het vuur
van onze fakkels,
onpeilbaar als het navelstarend oog
der innerwaartse blik
we riepen alleluja!
de vreugde was kortstondig
ze spleet het meer
en de kristallen stilte
duizendvoudig
tot ijle rimpeling
van leegte
toen viel weer stilte
als een waterdruppel