Mensen van de koude grond
hebben twee handen vrij;
waarop de wintertijd wordt
gedragen; een winterslaap
met de koude dagen is er
voor hun niet bij.
Koude handen doen hen
beminnen. Nooit iets aan
de hand. Een hand in een
diepe zak; de andere in
de eigen boezem van het
gezonde verstand.
Koude handen ontberen
niet de goede manieren.
Onder de nulstand valt
er voor dezen nog iets
te vieren.
Niet voor de ogen uit
onvermogen zullen zij
wachten tot de koude
uit de lucht zal zijn,
en met warme handdruk
laten blijken te willen
overwinteren zonder
schrale pijn.