dit bestaan is onbezet,
nog open van geest en kind
iets dat voor de deur staat,
betast door weer en wind
met blindheid van ramen in
de kraamkamer van gestalten
die met de jas over de arm in
hun krimploze adem treden
tot de stilte hen zal naderen,
door afwezigheid omgeven
de muren zijn alleen, zij
maken nog geen leven