De feestmuziek lijkt te werven
de ziel van het volk dat op zijn
tijd, wanneer de werkvlijt niet
wenst te bederven dat de moraal zich
met een feest van zijn banden bevrijdt.
Wanneer de banden gaan knellen,
en de geesten zich bevrijden in
een vrije val; speelt het jaar
zijn ouverture, klinkt feestelijk
de fanfare van het nieuwe carnaval.
De maskers, het geestelijk vocht;
De praalwagens van een feestelijke
zegetocht; de zelven en andere ego's;
de papegaaien en de beo's; allen spreken
met carnaval dezelfde taal, ontdoen zich
van hun zorgen tijdens een feestelijk onthaal.