Ik hoor ambulances om me heen terwijl ik door de binnenstad loop. Ze zouden best voor mij geweest kunnen zijn. Ik overdenk de hoeveelheid zondes die ik afgelopen etmaal heb begaan. Ik ben maar met mijn haren in de wind gaan staan. Riep hardop mijn naam om te checken of daadwerkelijk ik het was, die vrouw met die lange zwarte jas.
Ik ben een veel te goede luisteraar, maar ben vergeten om naar mezelf te luisteren. Het is gebleken dat ik veel meer ben vergeten. Ik werd plots wakker in mijn bed toen het al lang donker was. Naast mij een pan, net zo leeg als mijn hoofd. De laatste herinnering speelde zich af in het licht. Had ik de gordijnen die ochtend maar dichtgelaten.
Ze zeggen dat ze me naar huis hebben gedragen, dat ik mijn adres niet meer wist, dat ik over de deurpost ben gevallen en dat ik alleen maar de cijfers van mijn telefoonnummer kon opsommen. Ze hebben me in bed gelegd, me vastgehouden als een kind. Ik heb geschreeuwd dat ik van ze hield, vlak voordat ze de voordeur dichttrokken. Dat was op dat moment nog het minste wat ik terug kon doen. Ze zeggen ook dat tranen met bakken over mijn wangen stroomden, het snot met bellen uit m'n neus kwam en dat ik niet kon praten over wat me dwarszat. Maar dat hoefde ook niet, want dat wisten ze al lang.
En nu loop ik hier tussen de resten van carnaval omdat mijn fiets nog ergens is achtergebleven. Het ijzelt maar dat is mijn eigen schuld. Ook waait het zo hard dat de straatverlichting alle kanten op gaat en de geluiden klinken als die van een slechte horrorfilm waar ik ongewild de hoofdrol in heb gekregen. Ik ben een stukje van mezelf verloren en het voelt als gemis dat ik dat deel nog steeds niet terug heb kunnen vinden.
Mijn fiets is de laatste die van het slot gaat, ook al doet de sleutel moeilijk. Een passant moedigt me aan: 'Je kan het komaan' maar ik waan me in de rust die ik blijkbaar eindelijk heb kunnen vinden. Het is stil in mij terwijl ik slingers van mijn fiets trek. Ik heb alle clichés en metaforen over me heen gekregen, maar nooit eerder was het contrast groter. Het is nog nooit zo stil in mij geweest.
Ik ben anders, deze stad is anders, wij zijn anders en jij bent nog nooit zo anders geweest.
En zo ver weg van mij.