Gedenk mij wanneer ik voorgoed
zal zijn weggegaan; gedenk mij.
Wanneer de woorden door mij
gesproken aan jouw schoonheid
ooit ontloken; dan gedenk mij.
Wanneer beelden tot schimmen
de gedachten aan mij niet dimmen;
dan gedenk mij.
Wanneer vreemde ogen jou
reeds vele malen bedrogen;
dan gedenk mij.
Gedenk dat wat voortleeft van
mij in jou zich spiegelt in
het heden als een blijk van trouw.
Gedenk mij wanneer ik voorgoed
zal zijn weggaan; gedenk mij.
Wanneer het pad dat wij betraden
met jouw weemoed van voorbije
eer wordt overladen; dan gedenk mij.
Wanneer het verleden in jouw ziel
huist en de tijdgeest jouw levensweg
kruist; dan gedenk mij.
Wanneer de duisternis van het bestaan
worstelt met het licht om voort te gaan;
dan gedenk mij.
Gedenk dat wat voortleeft in het licht
uit het leven een geschenk is,
dat verzuimd werd voordien te geven.
Gedenk dan dat ik nimmer voorgoed zal
zijn weggegaan; gedenk mij in het gemis
in jouw bestaan.
Op momenten dat woorden niet meer spreken;
gedachten niet meer dagen, ogen niet meer
vragen; en voeten niet meer dragen de last
om verder te gaan.
Gedenk dan dat wat voortleeft van mij in jou
zijn licht doet schijnen in een eeuwige trouw.