In de zilte, zoute zee van mijn tranen
is het onmogelijk een weg te banen.
Zwemmen is de enige mogelijkheid,
hoe lang nog dat weet enkel de tijd.
Langzaam steigt het water tot een woeste zee,
neemt mij in mijn wanhoop mee.
Langzaam maar zeker is het dat ik kopje onderga,
voor eeuwig verloren, weldra.
Niemand die me nog hierhouden kan,
ze snappen er toch niets van.
Heb geprobeert omwille van hen verder te gaan,
maar dit kan ik niet meer aan.
Ik kan niet voor anderen in leven blijven,
mijn gedachten, die naar toen afdrijven.
Zijn niet samenhangend meer,
ondergedompeld in dit oude zeer.
Het enige wat ik kan wensen,
is dat deze enkele mensen
het me kunnen vergeven
de dag dat ik stop met dit leven.
Dat hun verdriet niet te groot mag zijn,
dat ik hen wilde behoeden voor pijn.
Maar mijn eigen draagkracht,
vermindert snel, bij elke afschuwelijke nacht.
Ik weet niet meer wat ik nog kan proberen,
om het tij te kunnen keren,
Ik zie geen uitweg op dit moment,
de rust die ooit is gekend.
Verdwenen als sneeuw voor de zon,
verloren zo erg als maar kon.
De pijn is te groot
ik voel me een stuk schroot,
nergens goed voor, enkel om langzaam te rotten,
wijl de demonen me elke nacht bedotten.
R.