Als de lichte lentewind me schoon heeft geblazen
En haar zon me van binnen omwarmt
Met haar lichte tonende gloed van onzekere liefde
Het breekbare gevoel van verlies de armte benadrukt van dagen van toen
Van dagen gevuld met het leven van opbouw en rijkdom en van dierbaar en kwetsbaar, maar waar de bouw zich verstokte en verstopte in nissen in schaduw waar nauwelijks zichtbaar en onbenoemd het zich vergrote naar haar toestand van nu
Het lichte is zwaar
Het vliegt naast de zwaarte
In haar schaduw te schijnen
Het dartelt met traagheid
Van leemte voorzien
De bladeren vallen al
In de lichte lentewind
Haar zon omwarmt me steeds
In de korte winterdagen
Als de vorst om ons heen