Ik wou dat ik haar een tuttebel vond,
Of een harteloze trien
Een meid boordevol streken
En lelijk, bovendien
Maar ik vind haar niets van dat alles
En tegelijk veel meer: een mijn
Z'is speels, sociaal en aardig
en ook nog zoveel wijzer dan ik ooit zal zijn
En mooi, ja, als druppels dauw
in de ochtendzon in mei
en nee, niemand kan mijn hart
zo teder vertrappelen als zij