Op een onbekend uur gewekt
woekert kramp in de linkerkuit
lantaarnlicht van buiten gedoofd
valt struikelend de bijna volle maan
door het schuine, hoge raam
op jouw teerbemind, rond gezicht
In mijn hoofd roert zich iets
van zoet en geur van kaneel
Wij zijn samen een heldere vlam
bewegen ons van vuur naar duisternis
Buiten gaan straatlantaarns aan
van ver klinkt een goederentrein