Wolken klaren niet op van het harde werken.
Nee, er bestaat geen brug naar de hemel.
Als een donderslag bij heldere hemel
kwam het bericht. Het is de pijn
in de schemering die blijft hangen,
de prikkeling van daden.
Gehypnotiseerd kijken die ogen
van de ranselende woorden,
die striemend stampen.
Ik kom tekort, of zo voelt het toch.
O, zoet water, waarom is je smaak zo pikant?
Het zullen slechts herinneringen zijn die overblijven.
Je kleine handen, geëelt van het harde werken,
kunnen zelf de waarheid niet vangen,
al doe je nog zo je best.
Onze handen zullen ze zalven.
Maar weet één ding, jongen,
of je nu gezwegen, gevloekt,
verkettert of gebruld hebt,
of je van schaamte wegsteekt,
de fierheid van ons, de ouders,
heeft de oneindigheid betreden.