mijn voormalig purperen
gelaat verzoent zich met
het meer, blauwer dan vlak
rusteloos gesmoord
in onbegrensde hemelkleur,
spuigaten van ademvocht
spiegel tegen het hervonden
licht, drijvend op dromen
in vergeten dagdelen, met
nog een vermoeden van tijd
op een bloemenbodem
van steen, oproepbaar, dun