Het is voor het thuiswaarts keren
Nog voor de laatste grens gecrost
Voor de bergen zich verbergen
Achter klimmende einders
Nog voor de geuren opgesnoven
Die in zich geen herinnering bergen
Nog voor de zon, altijd zichzelf
Toch anders straalt in verre oorden
Het is al voor de zeeën tijd
Waarin de dadendrang verdrinkt
Om onaangedaan op te staan
Bij weer naar het werk toe gaan
Het is al op de heenreis
Of eigenlijk nog daarvoor
Dat verwondering mij kietelt
Mijn oren en mijn ruggengraat
Het is wat zich herbergt
Zich lieflijk nestelt in mijn hart
Meehuist naar die verre oorden
Bloesemt door, altijd zichzelf, die verre verre zon