boven ons dwaalt maanlicht door twijgen
onder ons de geur van ’t nacht-vochtige mos
de wind zoemt zacht een tere melodie
het regent sterren op onze lijven
verlangend reizen handen door mijn haar
glijden langs hals en borst naar beneden
zoeken en vinden als doel mijn aangeboden hart
blikken ontmoeten elkaar in schaduw-dromerijen
monden fluisteren zacht-warme woorden
vingers betasten strelend bezwete huiden
wij ademen enkel liefde en lust
over ons fonkelt een dak geluk
onder ons een groen bed liefde
daartussen slechts wij en hete lippen