Orpheus van de dessa; Javaanse jongen
met de bamboefluit. Zonder eigen benen
in armoede levend op een modderige
aardse kluit.
Uit bamboehout gesneden, klinkt het
wonderlijk tonenspel. Op de fluit
wordt magie beleden; de goena - goena
van een vooravond spel.
De westerling in verwarring op de gordel
van smaragd wordt met Javaanse tovenarij
bestreden met de onzichtbaarheid van
de stille kracht.
Boze geesten kloppen dreigend op de muren
van de macht; slopen tergend langzaam
de stenen, die daar al rusten dag en nacht.
Over de dessa klinken de tonen van
de mysterieuze bamboefluit;
Leidt een beenloze Javaanse jongen
langzaam een eeuwen durend tijdperk uit.
Eens zullen de buffels over de akkers
en de velden gaan; zullen de Javanen
op eigen benen lopen, wanneer zij zonder
de westerling kunnen bestaan.