Het was toen, in die dagen,
dat we waagde wat we wilden
en we leerde dragen:
lichaam (hete woesternij) en
waarin het gedijde, stilte
(onze adem die tekeerging),
het gewijde als een keerkring
om een wereld die ontstond
en om de wonde die ons wakker hield.
Het waren dagen die nog duren,
uren die nog niet overgaan, nu wij
de tijd verzamelen als de fragmentjes
kleine kostbaarheden, de momentjes
van een vaag verleden, onherhaalbaar,
omvertaalbaar naar een nooit gedachte
nu, dit onvetwachte wij dat wij geworden zijn
En waarmee wij
versplinterd verder mee moeten -