Je bent gekker dan een deur.
Trouwer dan een hond.
Je bent mijn sprakeloze mond.
Je bent mijn schat in de zon.
Je bent mijn gebofte kont.
En ik ben een oog die schoonheid vond.
Je bent mijn schone slaapster.
Mijn ochtenddauw, mijn hemelblauw,
Mijn lonkvrouw aan het weefgetouw.
Je bent mijn adder in het gras.
Je bent mijn beertje van was.
Je bent mijn grootoorspringmuis.
Bij jou voel ik me thuis.
Je bent mijn dartele engel, mijn boze rebel,
Mijn tong, mijn taal, mijn droomgemaal.
Je bent mijn hartslag, mijn kwartslag, golfslag,
Mijn val, mijn kuil, mijn wind, mijn buil.
Je bent mijn dagstroom, mijn nachtdroom,
Mijn appeloog, mijn regenboog.
Je bent mijn schot in de roos.
Je bent mijn gat in de dag,
Mijn donder- en toverslag,
Mijn scheldkanon, mijn inspiratiebron.
Je bent mijn wentelteef, mijn troetelbeest,
Mijn warme heidestruik, mijn zachte landingsbuik.
Je bent mijn ondeugende nimf, mijn suikerspin,
Je bent mijn reisgenoot, mijn zielgenoot,
Mijn lijfgenoot en mijn schommelboot
Je bent mijn woord, mijn lied.
Mijn hoop, mijn angst.
Mijn geluk en mijn verdriet.
Je bent mijn bliksemlicht,
Mijn tegenlicht en evenwicht.
Je bent een lichamelijk gedicht,
Waar ik mijn pijlen op richt.