Lopend langs kabouterhuisjes klein en rond op een vroege oktoberochtend nog koud, zo vroeg
Laat je mij proeven van een paddenstoel waarvan ik ben vergeten welke naam hij droeg
We zitten op een boomstam en bestuderen de plaatjes in het boek
Jij naast mij maar met een muur ertussen
Ik vraag me af wat ik zoek
Waarom ik je zei dat we nooit meer de liefde zouden bedrijven en waarom ik je dan nu toch zou willen kussen
Aantrekkingskracht is sterk en laat zich moeilijk verjagen
Er is veel, misschien teveel gebeurd
Maar je nooit meer liefhebben is moeilijk te verdragen