Haar gezicht is gladgeschuurd
maar toch
komen de splinters
door haar lach
en zie ik de jaarringen,
de nerven van groei.
Haar armen, takken van een oude eik.
Haar voeten, diep geworteld in het verleden.
Ik voel de wind bijna door haar kruin waaien.
Ik ben jaloers op haar uitzicht
maar zie ook
hoe mos en paddestoelen
zich nestelen op de plekken
waar zij nooit kijkt.
Ik zie
hoe zij nu het herfst wordt,
met kleur
haar verdriet probeert te camoufleren.
Tot ze zo moe is
dat ze alles los laat...
Het leven vormt blad voor blad
een tapijt
dat door rouw is geweven
Haar rest het besef dat de toekomst is overleden
terwijl zij de tijd vergat.