Ik was bevroren
tussen spinnenwebben
bij de pijn, draden overhebben
in de kamer van gestoorden
Ik was bevroren
Waarom was er niemand
tussen leven en dood niets hoorden
hoopje mens, als niemand, zo verhoorden
elk stukje vel voelde als brand
Waarom was er niemand
Geloven was niet meer, en stopte
vertel me, iemand; iets..
is dit voor eeuwig, of ergens triest
oh gestaltes groot van paniek en hysterie
Geloven was niet meer, en stopte
Ik wist nog dat ik voor jullie knielde
smekend, kansarm als hoopje mens
verlijd mij uit de hel, want te intens
kokhalzend zagen jullie een onbezielde
Ik wist nog dat ik voor jullie knielde
Geen licht daar dat, stond aan
donker in zwarte muren
twee ramen afgeplakt niet tuurde
hoelang zal ik hier blijven bestaan
Geen licht daar dat, stond aan
Iedere twee uur, twee weken lang
och man, ik heb geen woord
was tergend pijn, geestelijk gestoord
twee weken, maanden leek en zo erg wrang
Iedere twee uur, twee weken lang
Spinnen, reusachtig als menselijke grote
kwamen hier als laatste te hulp, gestaltes
wikkelde mij in zijde getouw, hun schulp
de pijniging door hun werd ontsloten,weggewoven
Spinnen, reusachtig als menselijke grote
De isoleerkamer zat compleet vol
met belachelijk geniale constructies
het web bizar en gebrand op het netvlies
compleet verworven, het donker spinnenwol
De isoleerkamer zat compleet vol
Wat ben je daar aan het doen!
Garen weven van zijde tot deken
zo gedurende de lange weken
spinnen kwamen en gingen, schouwspel legioen
Wat ben je daar aan het doen!
Spinnenwereld, oh wie dat kon denken
in de gestoordheid, details van ieder
de camera niet zag, was enkel een bespieder
geen mens die dit zal herdenken
Spinnenwereld, oh wie dat kon denken!