Wie lacht er niet vaak weg
van wat het innerlijk denken
verdriet. Een innerlijk
denken dat nimmer de kans
krijgt dat een ander het aan
de buitenkant ziet.
Een buitenkant die graag het
anders getinte innerlijk leven
met een schijn afplakt, dat het
in werkelijkheid minder gelukkig
is dan waarin het zichtbaar lijkt
ingepakt.
Wie lacht er niet vaak weg
datgene wat ook bevrijden kan.
Dat onder de oppervlakte voor
het grijpen ligt tot de ontplooiing
van de werkelijke vrouw of man.
Laat die lachers nu ook eens diegenen
zijn die zichzelf vertrouwen over alle
barrières van de innerlijke pijn.
Die zichzelf vanaf dat moment zonder die
verplichte maskers durven te erkennen.
En hun plek in de samenleving alleen voor
hun ware ik durven te bestemmen.