Wezenloos staar ik voor me uit,
als de klok weer 11 slaat;
elke keer als jij weer gaat,
en de deur achter je sluit.
"In mijn auto rijd ik weg,
en zie nog steeds je lach,
wanneer je zegt “tot vrijdag”;
maar je tranen dring je weg."
Rusteloos slaap ik weer in,
jouw lichaam ligt niet naast mij;
de telefoon op het kussen dichtbij,
wat heeft het wachten soms voor zin ?
"Ik tel de dagen en de uren,
wacht de hele week met smart,
verdring de pijn diep in mijn hart;
wat kan een week lang duren."