Ik leefde rond de 16de eeuw
in 'n dorp, als arme dichter
zag zwarte sneeuw maar
mijn fantasie maakte mijn
zorgen een beetje lichter.
Voorzichtig publiceerde
ik m'n eerste gedichten
maar die vielen niet in
goede aarde, waren
volgens de pastoor
zeer kwaadaardig.
Zo kwam er zelfs een
kruisverhoor waarbij ik
werd veroordeeld tot
levenslange dwangarbeid.
Ik was bang voor de
criminelen in de cel
de ratten waren m'n
enige vrienden in die
lange donkere hel.
Tot ik een brief kreeg
van de koning die mijn
dichtwerk had gelezen
het zelfs had geprezen.
Ik werd dus hofdichter !
Leve het Opperwezen !
Dat Hij nog lang onze
babysitter mag wezen.
En de sneeuw... die wordt
alsmaar witter en lichter.
Omdat ik nu door de
elite word gelezen.