Ze zat een beetje onderuit,
maar zonder op te vallen.
Ze had een beetje vale huid,
iets leek haar zwaar te vallen.
Ze viel mij op, omdat ik dacht,
dat zij zich eenzaam voelde.
‘Gaat alles goed’, vroeg ik haar zacht.
Ze vroeg wat ik bedoelde.
“Ik vroeg hoe of het met je gaat,
of wil je liever zwijgen?
Ik wil graag dat je met me praat,
maar wil je niet bedreigen.”
Ze keek me aan en zei geen woord,
maar ogen kunnen spreken.
Ik wist dat ze me had gehoord
en zag haar blik verbleken.
Mijn vraag had ze te vaak gehoord,
een frase zonder inhoud.
Men vraagt het, omdat het zo hoort.
Men vraag het nooit uit eenvoud.
Vanuit superioriteit,
ontstaat nooit een verbinding.
Dan raak je die verbinding kwijt,
dat is steeds mijn bevinding.
Het is ons meestal aangeleerd,
het tonen van compassie.
Dat is het wat het meest bezeerd,
want het ontbeert jouw passie.
Wanneer je uit gewoonte vraagt,
komt het niet uit jouw wezen.
Omdat het geen intentie draagt,
kan het geen mens genezen.