Zittend op een bemoste tafel met de voeten op het bankje komen we even tot rust
Ik kijk om me heen naar de weidsheid van een nog slapend eind winter landschap
Dan plots jouw zachte lippen zo dichtbij waarmee je mij wakker kust
We praten, we lachen en voelen de woorden die ons hart spreekt
We lopen verder, praten verder, de lucht verdonkert
Je vraagt of je er heel slecht uit ziet maar jij bent het nog steeds, de man bij wie alle schoonheid verbleekt
Ik kijk in je ogen die vertellen wat je mond niet zegt
Ik voel je armen om me heen en je adem in mijn hals
De liefde is groot en het leven niet vastgelegd