Het is donker in de kamer.
Ik draai me een honderdste keer
mijn laken kronkelt in elke bocht
om mijn lichaam heen
Ik draai, maar jij kan niet draaien
daarom slaap ik niet.
Omdat ik deze avond at
maar jij nooit meer zal eten.
want eten is voeden geworden
Ik dronk, maar jij zal je dorst
nooit meer laven
want drinken
is vocht dat wordt toegediend
En dat is mijn schuld.
Want ik laat je leven.
In een lichaam dat je gevangen houdt.
mager als een geraamte.
het reutelt en borrelt
telkens je naar adem snakt
met een blik op oneindige angst
die slechts op schaarse mooie dagen
terug naar mij keert
In deze hel houd ik je gevangen
ik berust in je leven en lijden
omdat ik niet voor je sterven kiezen kan.
wilsomkwaam is niet hetzelfde
als ombekwaam om te willen.
dat besef ik elk moment, elke dag.
ik berust in je leven en lijden
maar berusten is kiezen
en het verscheurt mij