De rosse weerwolfmaan
bescheen die zomernacht
het koperen Christuskruis
feller dan ik had verwacht.
Ik riep om haar, krijsend
uit alle macht. Met een
olielamp kwam zij kijken
naar mijn jammerklacht
wiegde mij in haar armen
zong slaap kindje zacht
terwijl ze wees naar de
sterren met al hun pracht.
Wat was zij aardig en lief.
Daar heb ik vele jaren later
nog vaak aan teruggedacht.
Vooral nu ze met een
koperen Christuskruis
wordt weggebracht.
Of teruggebracht...
naar een bron van rust ?
Weer word ik door
haar gesust !