dit gedicht gaat niet over opgepotte vlinders,
ontelbare distels, een dikke bromvlieg
uit de lucht gemept
het gaat ook niet over treurnis,
een aangespoelde walvis of
de tanden die ik nachtelijk verlies
in dit gedicht zal ik niet wachten of huilen,
mijn adem inhouden voor later
wanneer de schreeuw aangedikt
de revue passeert
dit gedicht zal niet bloem schijtend
superlatieven kwijlend hoofden omdraaien
dit gedicht kent geen gevaar, heeft geen ziel,
is schim noch rimpeling
dit gedicht is een uitgeholde buik van een paard
of zwijn waarin ik woorden
voor de nukken van schrijver bewaar