Zij gaat heel zorgvuldig liggen
om niet in de slaap te verwelken
met één been uitdagend gebogen
voert zij de spanning verder op.
Zo geeft zij de indruk tijdloos te zijn
terwijl alles om haar heen voorbijsnelt.
Alleen de nacht staat stil in het raam.
De lamp ziet haar heel anders
nu het daglicht zich kreunend terugtrok.
Zij zegt niets en ik laat haar
In dit zwijgen langzaam verdwijnen
tot zij voor zichzelf onvindbaar is.
Ik wuif mijn hand na,
die roekeloos deze vreemde reis waagt
op zoek naar haar landschap.
Toch blijft ze (nu nog helaas) een wereld ver verwijderd
Van mijn fraaiste schrijfsels