Tussen de bomen in het bos,
stond jij daar, in het zachte mos.
Je zag me staan,
en keek me aan.
Je ogen glinsterden in het maanlicht,
maar opeens sloten ze dicht.
Je viel achter over in het mos,
in het mooie verlichte mos.
Ik was te laat,
ik wist gen raad.
Nu leef je niet meer,
en hou van je....alweer.