Ik heb littekens
van eigen hand,
ik toon ze u.
Want de waarheid
moet gekend, het
verleden gebeurd.
Wat je ziet zegt
niks meer, de schade
al lang geleden.
Het waren namen,
gezichten, gedrochten,
gewichten aan mijn enkels.
Dag in, dag uit,
soms nu nog.
Ademhappen, slikken,
bijna stikken in
woorden die later pas,
wanneer ik alleen.
Wanneer het ene
wordt gevoeld,
het andere niet meer.
Horen, zien en vooral zwijgen.
Doodgezwegen,
onzichtbaar gebleven.
Me voir comme je
vous vois. Je ne suis
plus moi.
Caressez-moi,
streel me, steel me,
haal me weg en laat
me onzichtbaar blijven
tot zij opmerkzaam zijn,
maar dat hoeft niemand
te weten, gelukkig
kan het niemand
wat schelen.
Er is een verschil
tussen iets zien
en het weten, en toch
ben ik labiel,
onnozel en debiel
en het kan eigenlijk
niemand wat schelen,
want wat niet weet
niet deert.
Maar blikken spreken
boekdelen en ik kijk
naar mijn eigen hand-
geschreven pagina's.
Verhalen op stukjes vel,
één lijn, wat bloed,
maar wat niet weet
zal worden
doodgezwegen.
En wat niet wordt
begrepen gehekeld,
in vakjes gestopt en
kapotgelabeled.
Alsof vanbuiten blokken
van geïsoleerde symptomen
iemand instant op de
kantlijn zet.
Wat abnormaal, marginaal.
Er is geen uitleg,
uitvlucht nodig.
Ce qui était en
dat moet maar
genoeg zijn. Mijn
verleden is te lezen,
sommige pagina's zelfs
in braille, maar het blijft
een vraag, voor mij een weet.
Ik heb littekens
van eigen hand,
oude wonden,
ik toon ze u.
Voor de laatste keer
werkelijk opengereten,
het hoeft niet langer
doodgezwegen,
voor het eerst gelezen.