Ergens achter de blonde duinen
niet heel ver van de zee,
Geeft het dwergenpaartje terug
wat niet van hen is; terug
in de handen van de goede fee.
Het jagersmannetje en zijn
ontevreden vrouwtje vangen liever
het blauw van de bekende koude
dat met de winterdag giert om
de Keulse pot; en hen tevreden
houdt met een sober zeedwergen lot.
Eerlijkheid en vreemde ogen doen soms
afzien van een vreemd vermogen.
Dat dan weer overgaat in de handen van
van de rechtmatige macht; en aan de vinder
iets teruggeeft van een kleinoot met
magische kracht. Een gevoel van eigen waarde
en de dankbaarheid uit de handen van de fee.
Een schelp met een parel die geluk glinstert
uit de zee