Onder de dekens bewegen zijn tenen.
Ze trekken de stuipen uit zijn dromen.
Verkering met het vluchten.
Telkens schieten de bloemen op de het dekbed
omhoog en naar beneden.
Kraters, heuvels, kraters, heuvels.
Ergernis is zijn grootste vijand.
Een schop in de nacht of een preek bij het ontbijt.
Het zijn regels. Je mag niet stuiptrekken.
Als een vlinder met van die grote ogen op de rug, rustig dalen op het blad maar niemand laten
schrikken. Oh nee. In de nacht.
Er klinken diepe kreunen van misschien,
wel duizend zuchten.
En eentje die langer is dan de ander.
Dat moment, dat ene woensdagse moment dat
krakeelt in de ochtend. Dat hij het heeft gedaan.
Gisteren was alles rustig.
De klimop was snel gegroeid over het huis.
Snoeien deed niks meer.
Verkering met het vluchten.
Onder zijn dekens, over de kraters rent hij de leegte tegemoet en begint het wenen.
uit de bundel Woensdagse Regen (Francis Paisley, 2017)