Bijna pikdonker thuisboven, in de poort naar vreemde, verlossende werelden
Overdag moet ik met anderen in de pas blijven en altijd nadenken
Buiten bedtijd geen ruimte voor afscheid, hoezeer we ook verschillen
Hoe bedreigend nare dromen ook zijn, niemand zal dan bij mij een haar krenken
In bed tankt mijn lichaam volop bij en sijpelt mijn geest
Antwoorden op mijn verboren levensvragen vind ik dan maar mondjesmaat
Maar al begrijp ik de zin van mijn nachtleven niet, mijn gevoel racet
Dan vaak op reis en maakt niemand mij iets wijs. Daarvoor is het even te laat
Vrij als een vogel maar vogelvrij verklaard door vriend en vijand
Verbondenheid wordt uit haar verband gerukt, al snurk ik dat liefde eindelijk is gelukt
Ja, aan dromen heb ik mijn hart verpand maar qua beloftes ben ik dan in niemandsland
Hoop bij het ochtendgloren als een nachtmerrie wordt bezworen en ik niet verloren ben
Gelukkig, het was maar een droom en ik me klaarstoom voor het weerzien van mijn moeilijke oom
Mis heerlijke dromen, weet dat de nacht verwent waarin ik voor de werkelijkheid wegren
Bij daglicht komt meer zicht op de plicht om haalbare kansen te grijpen, al gaat het zo sloom.