Wit.
De straten wit
zo gras en bomen
de winter spreidt haar vleugels uit
’t al is bedekt
rein wit geborgen
kk tuur naar buiten door mijn ruit.
Sneeuw tekent
kaalheid van de bomen
feeëriek in witte lijnen geplaveid
een late stokroos
parelt tranen
spoor van een auto die langs rijdt.
Het park in sneeuwlast
ademt stilte
je proeft iets van toegestopte natuur
zoals je zelf in
’t warme bed stapt
toegedekt in ’t nachtelijke uur.
De jeugd die viert
’t kristallen wonder
met slee , sneeuwpop , ’t gebouwde fort
met rode kleur
op beide wangen
voor mij , zo hoop ik, duurt het kort.
th