In de oude stad
Waar nostalgie vertoeft
Waar men nooit genoeg had
Herinneringen, maken mij bedroefd
Daar werd elke naam gekend
En ook al was er nooit genoeg
Daar wist men wat saamhorigheid betekend
Die zo de honger versloeg
Wanneer de bel dan sloeg
Die ons wekte voor het werk
Waren wij meer dan een ploeg
Wij waren één, wij waren sterk
Zes dagen in de week
In de kakofonie van vuur en staal
Overpeinsden we de pastoors zondagpreek
Zwetend in die betonnen zaal
Bij de tuinen van de haven
Ergens tussen licht en schemering
Daar waar ik mijn dorst niet kon laven
Zag ik jouw ogen, en hun glinstering
Daar vond ik jou
En jij vond mij
Nadien in dagen zonnig en grauw
In alles, was jij mij nabij
Maar nu is de fabriek verlaten
En de smeedoven gevuld met as
En mijn broeders, mijn maten
Hebben een dak van gras
Vandaag ken ik geen honger
Vandaag ken ik geen pijn
Was ik maar jonger
Ik wil weer samen zijn
De haven is verlaten
De tuinen zijn verdwenen
Wat rest zijn vergaande straten
En hun rode bakstenen
Al dat is nu begraven
Geëindigd wat oneindig leek
Wat rest, zijn slechts de raven
En hun taal, die ik niet spreek